Optische schijfkanteling

Degeneratieve bijziendheid wordt gekenmerkt door schijfkanteling en bijziendheidsboog. Terwijl het achterste deel van de wand van de sterk bijziende oogbol naar achteren uitpuilt, komt de optische zenuw schuin de bal binnen. Eén zijde van de optische schijf (meestal de tijdelijke zijde) is naar achteren verschoven, waardoor de optische schijf zijn normale enigszins elliptische vorm onder de oftalmoscoop verliest en een significante verticale (of laterale, schuine) ellips wordt, zelfs als een blik. Een halvemaanvormige vlek is verbonden met de achterwaartse schakelzijde, die een conus of een uitgebreide conus wordt genoemd. De marge van de contralaterale schijf van de bijziende boog is enigszins bruin, de grens is wazig en de nokachtige uitpuilende supertractieconus. De binnenkant van de uitgerekte bijziendheidsboog is wit, dat wordt blootgesteld aan de sclera, en de buitenkant is lichtbruin, wat wordt veroorzaakt door het verdwijnen van het pigmentepitheel en de blootstelling aan choroïde. De buitengrens van de bijziendheidsboog is duidelijk, maar het is vaak verbonden met de atrofie van de achterste pool. De bijziende boog bevindt zich in de meeste gevallen in de tijdelijke zijde van de optische schijf en bevindt zich ook boven of onder de tijdelijke schijf. Meer zelden bevindt het zich aan de neuskant of de onderkant.De eerste wordt de inversieve conus genoemd, de laatste de Fuchsconus. Wanneer de tijdelijke bijziendheid zich naar buiten, naar boven en naar beneden uitstrekt, kan deze de gehele optische schijf omringen, wat de circumpapillaire chorioretinale atrofie is.

heeft dit artikel jou geholpen?

Het materiaal op deze site is bedoeld voor algemeen informatief gebruik en is niet bedoeld als medisch advies, waarschijnlijke diagnose of aanbevolen behandelingen.